Hoe zinvol is medisch toezicht voor medewerkers in dienstenchequebedrijven?

In 2022 nam de inspectie van Toezicht op het Welzijn op het Werk de sector van de dienstencheques onder de loep. Er werden maar liefst 1.172 inbreuken vastgesteld. De Arbeidsinspectie dringt daarom aan op verplicht periodiek gezondheidstoezicht voor huishoudhulpen. Karine Eerdekens, directeur Risicobeheersing bij Mensura, en An De Roeck, directeur Medisch Toezicht, wikken de voors en tegens.

Huishoudhulpen zijn blootgesteld aan specifieke gevaren en risico’s, waaronder blootstelling aan chemische producten, tillen van lasten en repetitieve bewegingen. Aangezien ze bij particulieren thuis aan het werk zijn, is het voor werkgevers en preventiediensten moeilijk om de concrete gevaren en risico’s voor elke werksituatie in beeld te hebben. Ook toezicht op de correcte toepassing van werkinstructies is allerminst evident.

De 175 inspectiebezoeken van vorig jaar doen momenteel stof opwaaien. Ze resulteerden in 159 schriftelijke waarschuwingen, 19 schriftelijke adviezen en 1 PV.

De top 3 van de vaststellingen:

  • de afwezigheid van schriftelijke risico-evaluaties;
  • het gebrek aan passend gezondheidstoezicht;
  • het gebrek aan toezicht door de werkgever bij de gebruiker thuis, om na te gaan of de gebruikte arbeidsmiddelen en onderhoudsproducten een impact hebben op de veiligheid en gezondheid van de huishoudhulp.

Met andere woorden: er is nog te vaak weinig of geen zicht op de mogelijke gezondheidsrisico’s voor poetshulpen, noch controle van de impact op hun gezondheid.
 

Op basis van de vaststellingen adviseert de inspectie om de medewerkers van dienstenchequebedrijven vaker uit te nodigen voor een periodiek gezondheidstoezicht. Een goede zaak?

An De Roeck: “Is dit de juiste oplossing voor het vastgestelde probleem? Medewerkers uit de dienstenchequesector behoren bij de top wat aangiftes van beroepsziektes betreft. Ook bij de langdurig zieken is deze beroepscategorie sterk vertegenwoordigd.

Met deze vaststelling zou je tot de conclusie kunnen komen dat frequenter gezondheidstoezicht nuttig en nodig is. Maar dat klopt niet. De cijfers van 2013 - 2016 – een periode waarin dienstenchequemedewerkers doorgaans nog een jaarlijks gezondheidstoezicht kregen – tonen een gelijkaardig beeld qua beroepsziekte en langdurige afwezigheid. Meer gezondheidstoezicht lijkt dus geen evidence-based maatregel om het probleem op te lossen. 

En dat is niet onlogisch. Tijdens het gezondheidstoezicht kunnen we (vroegtijdig) detecteren of iemand gezondheidsklachten aan het ontwikkelen is. Tegelijk kunnen we sensibiliseren bij de betrokken werknemer. Maar als die daarna opnieuw in een suboptimale werkomgeving aan de slag moet, dan zal zijn gezondheid er enkel verder op achteruitgaan.”

Karine Eerdekens: “En niet onbelangrijk: het is een misvatting dat een beroepsziekte enkel aangemeld kan worden als er een periodiek onderzoek aan voorafging. Dit is niet zo! Het volstaat dat een gevaar of risico toegekend is aan de functie om een melding van een beroepsziekte te kunnen doen. 

En zelfs dat is niet strikt noodzakelijk. Ook medewerkers die vanwege hun beroepsactiviteit niet verplicht zijn om een periodieke medische controle te ondergaan vinden de weg naar de arbeidsarts en doen aangifte. Dat gaf nooit problemen bij de erkenning als beroepsziekte.”
 

Is er dan een beter alternatief?

Karine Eerdekens: “Zeker en vast. Mensura is ervan overtuigd dat inzetten op preventie wel tot resultaat kan en zal leiden. En nee, de inspectieresultaten spreken dat niet tegen. Om merkbaar resultaat te bekomen, dient elke speler zijn deel van het werk te doen: werkgevers, interne en externe preventiediensten, werknemers en klanten van het dienstenchequebedrijf.

Als externe dienst kunnen we voor elk welzijnsdomein vertrekken van een generieke risicoanalyse. Een risicoanalyse uitvoeren bij elke particulier is niet realistisch, maar ook niet nodig. De risico’s in deze sector zijn namelijk goed gekend en gedocumenteerd. 

Vanuit die generieke analyses kunnen preventiemaatregelen worden opgesteld. Welk poetsmateriaal moet de klant voorzien? Welke poetsproducten zijn gewenst, welke verboden? Welke handelingen mag een poetshulp niet verrichten? Welke persoonlijke beschermingsmiddelen moeten die werknemers dragen? Welke opleiding en instructie moeten ze krijgen? Enzovoort.”

De tewerkstelling gebeurt buiten het dagelijks toezicht van de werkgever. Hoe kan dan geborgen worden dat deze maatregelen ook gevolgd worden?

Karine Eerdekens: “Een nulrisico bestaat simpelweg niet. Maar het klopt dat de borging in deze werksetting niet evident is. Met een aantal ingrepen komen we al heel ver. Zo kan er op basis van de risicoanalyse door de interne of externe dienst een checklist worden opgesteld, die nuttig kan zijn bij de het intakegesprek met een nieuwe klant. Een klassiek voorbeeld: een steile donkere trap naar de kelder. Een instructie kan hier zijn de trap te voorzien van een betere leuning en verlichting. Of een verbod inhouden voor de poetshulp om naar de kelder te gaan. Dat systeem passen we al jarenlang toe bij dienstenchequebedrijven.

Om in de volgende maanden en jaren de gemaakte afspraken verder te respecteren, werkt een aantal dienstenchequebedrijven vandaag al met interne coaches. Dat zijn medewerkers die opgeleid zijn om de risico’s te herkennen, de instructies goed kennen en getraind zijn om collega’s én klanten waar nodig bij te sturen. Als hiervoor oudere werknemers opgeleid kunnen worden, geef je als werkgever ook nog invulling aan CAO 104, die bepaalt dat je oudere werknemers die het wat moeilijk beginnen te krijgen, minder zwaar werk geeft.”

An De Roeck: “En laten we goede opleiding van de poetshulpen niet vergeten. Niet alleen over de technische aspecten van hun job maar ook hoe ze correct de boot kunnen afhouden als een klant toch vraagt om zaken te doen die ze vanuit hun instructies niet mogen doen.

Elke stakeholder in dit verhaal heeft zijn rol te spelen, zoals Karine terecht aanhaalt. En laten we de overheid hier zeker niet vergeten. Een mogelijke maatregel vanuit die hoek zou kunnen zijn om gericht de dienstenchequebedrijven die bijvoorbeeld coaches inzetten te bezoeken en op basis van cijferanalyses onderbouwen of dit nu al dan niet als een best practice voor elke speler aanbevolen is.

Als dienstenchequebedrijf zou je ook kunnen aangeven aan de klanten welke materialen en producten aanwezig dienen te zijn voor de poetshulp. Zo geven ze aan hun klanten al mee wat goede instrumenten zijn om mee te werken en kunnen de basiswerkomstandigheden al verbeteren.”